‘Koen, laten we hiermee stoppen.’

‘Koen, laten we hiermee stoppen. Ik kan er niet eens meer naar kijken.’ Klaas stopt met lopen.

Ik stop ook en kijk naar het natte, modderige pad dat met een bocht naar links afbuigt. Dan kijk ik naar Klaas en moet huilen. Voor de derde keer in 800 meter. Hij geeft me een knuffel en ik voel opluchting.

‘Kom, we wandelen terug naar de camper.’

De regen komt met bakken uit de lucht en er schiet een pijnscheut door mijn been. Het maakt niet meer uit. De route naar Eemdijk was volgens Komoot 48,7 kilometer. Maar na 870 meter is het afgelopen. In plaats van 400 kilometer in acht dagen is het 298,81 kilometer in zes dagen geworden.

Het voelt niet als een mislukking.

Er is zelfs geen berusting.

De regen spoelt mijn tranen weg en ik kan alleen maar denken dat het precies is, zoals het moet zijn.

In stilte lopen we naar de camper. Klaas klopt op de deur en Janneke kijkt een tikkie ongerust. Op het vuur staat een pan met wortel en zoete aardappel. Janneke was meteen begonnen met de lunch toen we een kwartiertje eerder van de camping in Nunspeet wegliepen. Maar de lunch onderweg hoeft niet meer. Het is afgelopen. Voor het eerst rijden Klaas en ik met Janneke mee als ze even later de motor start.

Op 21 mei startte Janneke de camper in Eemdijk, vlak nadat Klaas en ik de deur op de Bos en Lommerweg in Amsterdam-West achter ons dicht hadden getrokken. In Loenen zagen we elkaar, na 30 kilometer voor een lunch.

De eerste dag was meteen memorabel.

‘Hé, hier woont Femke H., zullen we aanbellen voor een kopje koffie?’ zei ik in Diemen.

Klaas keek op zijn horloge: 9,8 kilometer onderweg. ‘Ja, gezellig.’

Acht kilometer verder zaten we weer aan de koffie, bij Klaas’ broer in Abcoude. Johan Pluim haakte aan en we ouwehoerden over hardlopen, de Belgische voetbalcompetitie, roeien over de oceaan, wonen in het groen, koeien en de trip die voor ons lag.

Hier was het nog vrolijke, vrije opwinding: als tieners die voor het eerst alleen op vakantie gaan

Na 44 kilometer veranderde er iets. De hele dag wind tegen eiste zijn tol en we liepen langs saaie industrie voor Utrecht. Stof in onze ogen en op onze lippen.

We liepen in stilte.

Bij 49 kilometer even checken hoe ver nog: 17 kilometer.

Auw.

Vijf kilometer later zakt Klaas erdoor. Het is op. We moeten wandelen.

12 kilometer en twee uur en tien minuten later komen we aan in Hagestein.

‘Bedankt voor je geduld,’ zegt Klaas.

‘Geen dank, het was een mooie eerste dag,’ zeg ik.

We begonnen ouwehoerend met 5:10 /km en eindigden zwijgend met 9:40 /km. Maar het was goed. We zijn als pelgrims aan deze tocht begonnen, niet als sporters.

Er is één ding waar ik niet naar durf te vragen als we in Hagestein aan de linzensoep zitten. Of Klaas bang is voor morgen. Of overmorgen. Het is vrijdagavond en komend weekend wordt het meest bizarre loopweekend dat we ooit hebben gehad.

Misschien was opwarmen met 67 kilometer wind tegen een tikkie teveel van het goeie.

Klaas lijkt niet bang. Eerder ontspannen en tevreden. De kop is eraf. We zijn begonnen. De koffie bij Femke eerder die dag, lijkt al twee dagen geleden.

Fysieke inspanning rekt de tijd uit.

22 mei is een mooie dag. We beginnen cirkelend langs de Lek en lopen naar Culemborg. Het is nog droog, een gelukje.

We realiseren ons dat dit de meest bizarre marathonvoorbereiding is die we ooit hebben gehad. Vandaag lopen we 33 kilometer naar Zaltbommel om in de nacht van zaterdag op zondag om 2:00 de 2 Rivers Marathon te lopen. We maken grappen over fictieve gesprekken aan de start van de nachtmarathon in Zaltbommel.

‘Waar kom jij vandaan?’

‘Amsterdam.’

‘Ben je met de auto, of kwam je gister al met de trein?’

‘Nee ik ben komen lopen.’

‘….’

Niet denken aan vannacht, niet denken aan morgen. Alleen maar denken aan de volgende stap.

Stap.

Ademhaling.

Beppo.

In Zaltbommel kwam het vakantiegevoel weer terug

De camper stond aan de rand van Zaltbommel en we wandelden het oude stadshart in. Ik had het boek Mystical Miles geleend van Marco van Leeuwen. In plaats van even het boek terugbrengen (had ik in de camper gelegd) bleven we echter uren hangen. Koffie, een warme douche, friet en mooie gesprekken.

Pas toen we opstonden van de keukentafel en naar de camper liepen, kwam het besef dat we over minder dan 5 uur alweer op moesten staan voor de nachtmarathon.

Ik had vrees.

Met tien anderen startten we om 2:00 voor de 2 Rivers Marathon. Dus we moesten wel mee met het tempo van de groep.

Maar het ging. Met support van een bevreemdende verschijning: Bram van der Slik. We hadden de camper geleend van Bram en hij wilde graag een deel van het avontuur meemaken. Dus Bram meldde zich midden in de nacht met zijn fiets om achter ons aan te fietsen. Het was geen gewone fiets. Maar een hoge bi. Dat is zo’n fiets die je normaal alleen in oude strips ziet, met een enorm voorwiel en een klein achterwiel.

We hadden er ’s avonds nog grappen over gemaakt. Moet je je voorstellen dat je in een dijkhuisje aan de Waal woont en het songfestival hebt gekeken en dat je om 3:00 uur wakker wordt en moet plassen. Kijk je slaapdronken uit het raam en zie je een sliertje lopers op de dijk met achteraan een man op een fiets uit 1875. Dan denk je toch dat je in een roman van Murakami beland bent?

De marathon was zwaar, maar ging goed. Om 7:00 uur stonden we voldaan, op gepaste afstand in de tuin van Ed Kooiman aan broodjes met gebakken ei.

Even terug naar bed voor de tweede etappe die zondag.

Om 15:15 liepen we 20 kilometer naar Dreumel.

Komoot stuurde ons dwars door uiterwaarden, over smalle paadjes en de route was weer schitterend.

Zondagmiddag hadden we in drie dagen 163,86 gelopen.

Het was zwaar. Het was mooi.

Dag vier liepen we een ‘korte’ etappe van 35,42 kilometer naar Doorwerth.

Er veranderde iets.

We schoten de Veluwe op.

Geuren. Geluiden van vogels. Een vergezicht tussen de bomen door.

De sensaties van de natuur kwamen intenser binnen.

Op dag 5 kreeg ik het zwaar. Na drie kilometer was ik moe en deed mijn rechterbeen pijn. Nog 46 kilometer naar Kootwijk. Dat is te ver. Nog 28 kilometer naar de camper voor quinoa salade (en cola, drop en chips). Dat is ook te ver.

Stap.

Ademhaling.

Beppo.

Het was een feest om dit met Klaas te doen

Hoewel feest niet echt een woord is dat past bij deze symbiose. Het was eerder geruststellend dan feestelijk.

Meestal heb ik in gesprek met mensen het gevoel dat we langs elkaar heen praten. Als ik vertel wat ik heb gevoeld en beleefd en iemand reageert daarop, dan bekruipt me het gevoel: ja, maar dát bedoelde ik niet zo.

Met Klaas gebeurt het tegenovergestelde.

Die praat gewoon verder waar ik gebleven was en het hadden mijn eigen gedachten kunnen zijn. Alleen weet Klaas het meestal  nog wat mooier onder woorden te brengen.

En met regelmaat schiet ik hardop in de lach.

Als we na drie kwartier rennen in stilte in het bos ineens een huisje (of museum?) zien.

‘Een tuinkabouter in de tuin, zou dat niet leuk zijn? Eentje met een kruiwagen,’ zeg ik.

Klaas vult zonder pauze aan: ‘Nee, ik heb een leuker idee. Ik heb al wat besteld, het wordt vanmiddag bezorgd. Henk, heb je echt een straaljager besteld? Of dat ding eruit, of ík eruit. Nou, ik heb € 10.000,- voor dat ding betaald.’

We zagen niet alleen een straaljager in een tuin maar ook zwijnen, een tjiftjaf, ooievaars, buizers, hazen, konijnen en fluitenkruid. Véél fluitenkruid.

De pijn in mijn rechterbeen werd steeds erger.

Op het einde van dag 5 durfde ik niet goed meer te stoppen, want na een (plas)pauze wist ik dat mijn rechterbeen weer ging protesteren. Het voelde alsof iemand een speer van 80 centimeter met een punt van mijn lies met grof geweld bij mijn hiel eruit wilde slaan. Een stekende pijn door mijn hele been. Eenmaal op gang ging het wel.

Dag zes merkte ik hoe diep Klaas en ik al waren gegaan. Victor P. liep een etappe mee. Van Kootwijk naar Nunspeet. Klaas en ik verdwenen na 400 meter in onze tunnel. Ik in het begin met een trekkend been om voorbij de pijn te komen, Klaas om zich over te geven aan de nieuwe dag.

‘Hé Koen, je moet wel een beetje om je heen kijken. Het is hier prachtig,’ zei Victor vrolijk.

Ik hoorde wel dat Victor het zei, maar het idee om te reageren voelde onwerkelijk. Ik zat in een tunnel en staarde naar een punt op de grond drie meter voor me.

Een dag later appt Victor dat ie er toch van genoten heeft:

Dag zes werd de pijn steeds heftiger. Na een korte pauze trok ik mezelf huilend van de pijn in gang en na een kilometer had ik weer een modus gevonden om zonder al teveel pijn 5:50 /km te lopen.

Waarom zou je jezelf dat aan doen?

Deze vraag kwam wel eens bij me op, maar toch voelde het vanzelfsprekend om door te gaan. Als wielrenner, tijdens een tiendaagse meditatiecursus, tijdens de 60 van Texel. Er zijn eerder momenten geweest dat ik afstand moest nemen van mijn lijf om door te kunnen.

Ik ben niet mijn denken.

Ik ben niet mijn lijf.

Deze oefening is krachtig en zinvol. Hoe het precies werkt weet ik niet, maar de kans is groot dat over twee of drie weken ineens een idee oppopt omdat ik hier zo diep ben gegaan.

Dus ik trek me keer op keer in tranen in gang om het ritme van Klaas over te nemen.

Tot het na 298,81 kilometer niet meer gaat. Na dag zes hoopte ik dat het op dag 7 iets minder pijn zou doen. Maar toen ik ’s ochtends hinkend naar het toiletgebouw liep om mijn tanden te poetsen wist ik dat het alleen maar pijnlijker werd.

Maar ja, we moeten door.

Was dat wel zo?

Na 800 meter huilen met een trekkend been vond Klaas het genoeg.

‘Koen, laten we hiermee stoppen. Ik kan er niet eens meer naar kijken.’ Klaas stopt met lopen.

Ik stop ook en kijk naar het natte, modderige pad dat met een bocht naar links afbuigt. Dan kijk ik naar Klaas en moet huilen. Voor de derde keer in 800 meter. Hij geeft me een knuffel en ik voel opluchting.

‘Kom, we wandelen terug naar de camper.’

Het was een mooie reis.

Dank Janneke!

Dank Klaas!

En Victor, Franklin, Ed, Marco, Karin, Nancy, Rene (met een Mystical Miles op zijn toilet), Michel, Jan, Ronald, Bram, Femke, Arie, Johan en de beheerders van een onbemand koffiehuisje in het bos. Vermoedelijk vergeet ik nog mensen, excuses, maar mijn prefrontale cortex is nog aan het landen.

Over de auteur

Sinds 2014 loop ik liever hard, dan dat ik op een racefiets zit. En dat zegt wat. Mijn boek De Hardlooprevolutie - dat ik schreef met Stans van der Poel over haar ontdekkingen - is meer dan tien keer herdrukt en ook in het Engels verschenen. Het schema waarbij je niet meer dan 14 kilometer traint in aanloop naar een marathon is voor veel lopers een uitkomst. Zelf ik 7 marathons met het schema. De snelste? 2:42:41! Naast marathons ben ik ook fan van run-dip-run, figuren lopen en gekke avonturen beleven. Samen met Klaas schreef ik 12 Ongewone beproevingen voor hardlopers, mijn lievelingsboek over hardlopen.

Koen de Jong