De hel op Col d’Agnel
Willard T. staart glazig naar een kop thee.
Zijn fietskleren zijn doorweekt, zijn knieƫn zijn blauw en zijn handen trillen.
Hij zegt – bijna fluisterend:
‘Ik zat stuk daarboven, maar als ik even was gaan zitten, was ik doodgevroren.‘
Pieter v. d. M. komt klappertandend met een dekentje aan en slaat die om Willards schouder.
Ik kijk in mijn kopje thee – die ik met twee handen vast heb en op mijn benen laat rusten – en vraag me af, of ik ooit nog warm word. De kou lijkt tot in mijn botten te zitten.
We zitten in Ville Vieille en zijn net over de Col d’Agnel komen fietsen
2744 meter hoog.
IJsregen.
Sneeuw.
Wind.
2 graden Celsius.
Col d’Agnel is het hoogtepunt van onze fietstrip van 5 dagen.
Materiaalpech en noodweer maken de Agnel tot een hel.
Twee dagen eerder begon de expeditie zonnig en zorgeloos
Willard (39), Pieter (33) en ik (38) stappen na een nacht in de trein in Verona op de fiets. Eerst nog een Italiaanse koffie met zicht op een Italiaanse markt en dan zijn we vertrokken.
Einddoel: Salernes in de Provence.
532,8 fietskilometers en 9836 hoogtemeters verderop.
We hebben tijd zat – 5 dagen – dus behalve lekker fietsen zien we ook uit naar ouwehoeren, lekker lunchen, goeie koffie, taartjes, mooie uitzichten, zorgeloos genieten en Moretti.
We hebben geen tenten en slaapzakken mee, wƩl schone kleren, een tandenborstel, schoenen en een schrijfblokje. Pieter gewoon in een rugzak:
‘Man, dat zit prima, ik wil geen bagagedrager van 500 gram als we straks de bergen in gaan’.
Willard en ik met 2 fietstassen achterop.
De route ligt nog niet vast, slaapplekken zijn nog niet geregeld en de fietsen zijn niet voor een servicebeurt naar de fietsenmaker gegaan.
Goed gezelschap en de eindbestemming, meer hebben we niet nodig.

Op een geniepig klimmetje van 4 kilometer lopen mijn benen –Ā na dik 100 kilometer – vol.
Pieter en Willard fietsen bij me weg.
Ik baal.
Natuurlijk is dit een tripje om gewoon lekker te fietsen met vrienden.
Geen wedstrijd.
Maar toch.
Pieter is geen type voor schema’s, een hartslagmeter of ademhalingsoefeningen. Hij is zo’n type die altijd lacht en geen enkele interesse heeft voor welke versnelling hij fietst, maar van 20 cafĆ©’s in Amsterdam welĀ weet welk bier ze op de tap hebben.
Goed gezelschap dus.
Maar ik fiets toch liever vóór hem. Het gat wordt echter steeds groter en Pieter – met rugzak – fietst samen met Willard vooruit.
Op de weg kijk ik jaloers naar mijn schaduw
Die gaat even hard als ik, maar dan zonder pijn in zijn benen
Zweet prikt in mijn ogen.
Mijn rug doet pijn.
39×28 voelt te zwaar. Lichter heb ik niet.
Gelukkig zie ik de top.
Witte streep op de weg en Pieter staat met een tevreden grijns en een rechte rug te wachten. Willard ligt op een muurtje en vloekt.
Ik klik Ā uit mijn pedalen en zet mijn voeten op de grond. Met mijn ellebogen steun ik op mijn remgrepen en ik laat mijn hoofd zakken.
Wat is zo’n eerste klim van het jaar toch altijd zwaar.
Pieter komt naar me toe en vraagt of ik hem expres liet gaan.
Ik kijk op en zeg niets, maar mijn hologige, uitgeputte blik zegt genoeg, want Pieter knikt tevreden.
Na een paar minuten dalen we af.
Voldaan.
Tevreden.
Na de afdaling wacht Iseo. Hotel. Mooi meer. Lekker eten, een biertje Ʃn de Champions League finale: Juventus-Real Madrid. Turijn ligt vlakbij, dus we hopen op een cafƩ vol supporters en winst voor de Italianen. Dan wordt het vast gezellig.
Het loopt anders.
Bij het eerste hotel waar ik binnenstap kijken ze me aan of ik gek ben.
Een kamer?
Voor drie?
Nu?
‘Nee meneer, de hele stad is volgeboekt.’
Pinksterweekend. De Italianen zelf zijn massaal een weekend weg en vullen de hotels in het pittoreske plaatsje aan het meer.
Na zeven hotels weten we het zeker: voor drie Nederlandse oelewappers is geen plek en de Italianen maken zich voor de finale en hebben geen zin in sukkels die nog een slaapplek nodig hebben.
Willard speurt op zijn telefoon naar een plekkie via Airbnb. Geen bedden vrij.
Pieter gaat terug naar een hotel waar geen plek was, maar wel een aardige Italiaanse die weinig interesse had voor voetbal en dus misschien nog wat wilde doen. Ze lacht vriendelijk als Pieter binnen stapt met veel kabaal (want klikkende fietsschoenen) en ze gaat wel even bellen.
Ik sta voor de deur met Willard de alternatieven door te nemen. Veertig kilometer verderop is nog een grote stad, daar zijn vast nog hotels vrij. Maar het is 20:30 en we hebben geen zin om in het donker te fietsen.
Dan komt Pieter met een grote grijns het hotel uitstappen. Bingo. Een vriendin van de aardige Italiaanse heeft een Bed&Breakfast. Normaal begint ze pas in juli, maar we kunnen daar gaan douchen en als wij dan wat eten in de stad, maakt zij de bedden in orde en heeft ze de volgende dag een ontbijtje voor ons.
Het ontbijtje – na een diepe slaap – de volgende dag is verrukkelijk. De tweede dag bestaat uit 3 etappes: 41,7 kilometer fietsen, dan een stuk met de trein, daarna nog 60 kilometer fietsen. Een mooie route, omdat we een lelijk stuk (Bergamo – Milaan – Turijn) ‘stiekum’ met de trein doen.
Maar als ik naar buiten kijk, dan baal ik.
Regen.
‘Heren, het regent flink’, mopper ik.
Willard is echter opgetogen:
‘Yes! Dan kan ik mijn nieuwe regenjackie uittesten.’
De ochtendetappe is kort: 41,7 kilometer en we hebben wind mee.
De regen is nat, maar niet koud.
En na de regen is de koffie extra lekker en we fietsen naar een station.


We vinden snel een hotel, maken grappen, praten wat bij en we hebben nog geen vermoeden van wat de dag erna gaat brengen.
Anders zouden we vermoedelijk wat minder lekker slapen.
Col d’Agnel
De derde dag zie ik met wat angst tegemoet. ’s Ochtends aan het ontbijtĀ vraag ik aan Pieter of hij klaar is voor de zwaarste dag uit zijn leven.
Hij lacht erom.
Hij denkt dat ik een grapje maak.
Maar het profiel van Agnel zegt genoeg.

In het begin nog rustig.
Aan het eind stukken van 15%.
15%!
Dat is al steil als je geen bagage meeneemt.
En zonder materiaalpech.
En zonder sneeuw en wind.
Maar hoe deĀ dag zou worden, wisten we nog niet toen we op een terras in de zon met een croissantje en een kop koffie de Agnel bespraken.
Om 9u30 fietsen we weg uit Saluzzo. Een stil treintje van drie renners. We klimmen rustig van 340 meter hoogte naar 1296 meter hoogte in ongeveer 40 kilometer.

WillardĀ schakelt zijn kleinste versnellingĀ en Pieter volgt hem.
Ik ben de enige met slechts 2 bladen voor en wil 39×24 schakelen, maar dat lukt niet. De weg wordt steiler en ik kijk tussen mijn benen door naar mijn tandwielen.
Mijn ketting ligt nu op 39×21 en ik heb nog 2 tanden over, een 24 en een 28. Met kracht duw ik met mijn rechterhand mijn remgreep naar links. Maar in plaats van een soepele klikĀ en een lichtere versnelling hoor ik alleen maarĀ ggggrrrrrhhhhhhĀ en blijft mijn versnelling op 39×21.
De weg voor me wordt steeds steiler. Ik denk aan de 15% die nog komt en aan mijn bagage – toch een kilo of 8. Hiervoor heb ik een 28 gehaald. Met 39×28 kom ik overal wel boven, dacht ik. Maar dan moet ik hem wel kunnen gebruiken.
Pieter en Willard fietsen weg. Ik stap af en draai wat aan mijn derailleur. Het werkt niet.
Mijn versnellingskabel is versleten. In plaats van een kabel met omhulsel, zie ik roestige sprieten waarvan er enkele geknakt zijn.
Da’s niet best.
Ik fiets verder en heb het zwaar met mijn 39×21. Pieter en Willard staan me op te wachten.
Materiaalpech?
Ik knik. Maar we moeten hoe dan ook de col over naar Guillestre, om daar te overnachten.
We fietsen verder. Willard en Pieter op een licht verzet en ik fiets hard weg, omdat ik op mijn zware verzet wel hardĀ moetĀ fietsen.
De lucht betrekt, de wind wordt steeds harder, het begint te regenen
Ik hoor iets knappen en kan ook 39×21 niet meer gebruiken. 39×19 is nu de lichtste versnelling.
Het begint ook serieus koud en nat te worden. Mijn bovenbenen schreeuwen moord en brand, ik rijd 14 km/uur en zie een bordje langs de kant van de weg: 12%.
Met nog 5 kilometer te gaan krijg ik de pedalen niet meer rond. Te zwaar verzet. Te zware fiets. Teveel pijn in mijn bovenbenen.
Ik stop. Meteen voel ik de koude wind en regen mijn lijf intrekken. Ik doe een ademhalingsoefening en voel de ijsregen. Wat nu? Ik moet door.
Dus ik ga lopen. IkĀ moetĀ naar boven.
Nooit eerder liep ik met een fiets in mijn hand een berg op. Ik heb het gevoel dat ik iets doe wat niet hoort. Alsof ik met kleren aan op een naaktstrand loop. Maar na een kilometer krijg ik er weer lol in. De omgeving is prachtig en als ik boven ben daal ik af naar Guillestre.
Daar is het vast warmer. En misschien zelfs droog. Ze hebben er hoe dan ook thee en taart.
Pieter haalt me in en fietst krachtig door naar boven. Zijn doorweekte gezicht ziet er moe uit, maar ook strijdvaardig.
Drie bochten naar beneden zie ik ook Willard fietsen.
Vier bochten omhoog zie ik de top.
Het gaat harder waaien. Het gaat harder regenen. De kou slaat op mijn kuiten en ook lopen gaat moeilijker.
Maar de top komt in zicht.
Nog drie bochten. Nog twee bochten. Nog ƩƩn bocht.
Dan zie ik Willard. We komen precies gelijk aan op de top. Mijn voorsprong vóór ik begon met lopen moet groot geweest zijn.
Willard ziet er koud en moe uit.
Zijn helm hangt op zijn stuur en boven is het steenkoud.
Met trillende handen friemelt Willard aan zijn helm om vervolgens af te dalen zonder helm. Later hoorde ik dat hij het zó koud had dat hij zijn helm niet los kreeg, maar dat hij wel naar beneden moest, omdat hij bang was anders niet meer te kunnen dalen.
Mijn handen zijn verkrampt en remmen gaat maar net. Met 30 km/uur – stevig remmend – dalen we af.
Ieder voor zich. Tot de thee in Ville Vieille.
Opgewarmd na de thee rijden we zwijgend 20 kilometer door naar Guillestre.
Pas in het hotel – mĆ©t open haard en warme douche – worden we weer warm.
Is dit leuk?
Of je hebt een mooie dag, of je hebt een mooi verhaal –Ā zegt Pieter.
De Agnel is zeker een mooi verhaal, en een loodzware dag

Zo hadden we ons dit fiets tripje voorgesteld. Fysiek zwaar – maar niet teĀ zwaar.
Mentaal relaxed.

Bovenop een klein klimmetje wacht ik even op Willard, maar dat duurt wel heel lang. Net als ik om wil draaien om terug te fietsen komt Willard aanlopen.
Ketting gebroken. Ik duw Willard naar het dichtstbijzijnde dorp *HIJGHIJGHIJG* en in het uitgestorven dorp staat ƩƩn schuur open van een handige baas die de ketting repareert.
Na deze laatste pech (en mazzel) dalen we af naar Salernes. Tonus op de spieren, een fris hoofd en een biertje op een terras.
Volgend jaar weer.
Maar dan breng ik mijn fiets eerst even naar de fietsenmaker voor een servicebeurt.



Mooi verhaal. Gedichtwaardig