Kun je hardlopen met een bètablokker?

Bètablokkers.

Ik word er droevig van.

Neem bijvoorbeeld Jeanette.

Jeanette is 54, maar ze voelt zich oud en moe. Bovenaan iedere trap staat ze te hijgen als een paard. Ze baalt. Drie jaar geleden liep ze nog twee keer per week hard én ze tenniste met vriendinnen.

Nu ziet ze er al tegenop om een boodschap te doen op de fiets.

Het komt vast van het werk

Ze wijt haar vermoeidheid aan drukte op werk. Een collega is met zwangerschapsverlof, dus ze doet werk voor twee. Logisch dat ze moe wordt.

Maar ook nu haar collega weer terug is, blijft Jeanette moe. Ondanks haar vermoeidheid probeert ze het sporten weer op te pakken. Vol goede moed trekt ze haar favoriete loopshirt aan: het donkerblauwe shirt met een silhouet van de Brandenburger Tor dat ze kreeg nadat ze de halve marathon van Berlijn uitliep. Maar al na 500 meter zoekt Jeanette hijgend een bankje op. Moe en met haar hoofd voorovergebogen besluit ze dat dit zo niet langer gaat.

Ze maakt een afspraak met haar huisarts.

Haar huisarts geeft haar het advies om een paar weken rustig aan te doen.

Ademhaling in rust

Na een paar weken is ze haar vermoeidheid zat. Ze is godallemachtig toch geen vijfentachtig. Al haar vriendinnen reizen, tennissen en werken in de tuin. Een vriendin adviseert haar om haar ademhaling eens te laten onderzoeken. Misschien dat ze moe is door een ontregelde ademhaling.

Zo komt Jeanette bij mij terecht. Nadat ze haar verhaal heeft gedaan doe ik haar een band om. Ik meet haar hartslag en haar ademhaling.

De rustmeting ziet er goed uit. Haar ademhaling en haar hartslag zijn prachtig. Ze heeft de waardes van een jonge, fitte vrouw.

Bij de inspanningstest gaat het mis

Na de rustmeting kleedt ze zich om voor de inspanningstest op de fiets. Ik stel de fiets in op de goede hoogte en Jeanette gaat zitten. Nu is haar ademhaling al snel en oppervlakkig.

Elke minuut wordt de fiets een tikkie zwaarder en al na 5 minuten gaat het mis. Bij 80 Watt (ofwel rustig fietsen) loopt haar hartslag niet verder omhoog. Toch hijgt ze als een paard.

Het is opvallend dat haar hartslag zo snel blijft steken.

Betablokker

Bètablokker

Ik vraag haar of ze soms een bètablokker slikt, want een maximale hartslag van 100 is opvallend laag. Ze antwoordt bevestigend: ze slikt zo’n onschuldig pilletje tegen hoge bloeddruk.

Een bètablokker is geen onschuldig pilletje. Dát is de reden dat ze niet meer kan hardlopen.

Hardlopen met een bètablokker

Hoe werkt dat dan?

Je hart pompt bloed met zuurstof je lijf in. Ga je hardlopen, dan pompt je hart wat sneller. Logisch. In je bovenbenen liggen brandstoffen opgeslagen. Er is zuurstof nodig om de brandstof  in te zetten als energie voor het lopen.

Ga je harder lopen, dan pompt je hart dus sneller.

Slik je een bètablokker, dan is je hartslag echter begrensd. Je loopt hard, dus je bovenbenen hebben meer zuurstof nodig, maar je hart pompt niet sneller. Omdat je lijf schreeuwt om meer zuurstof ga je sneller ademen. Zonder succes, want je hart pompt de zuurstof niet je lijf in.

Gevolg: snel hijgen en een belabberde conditie.

Kan Jeanette niet zonder een hartslagmeter?

Natuurlijk is een bètablokker soms nodig

Het is een krachtig medicijn en cardiologen schrijven het voor na bijvoorbeeld een hartinfarct.

Maar met het hart van Jeanette is niets mis.

Ze heeft nooit een hartinfarct gehad. Ze slikt de medicijnen tegen een hoge bloeddruk.

Jeanette gaat terug naar de huisarts met het verzoek om andere medicijnen, omdat ze zo graag weer wil hardlopen. Haar arts juicht het toe. Ze krijgt een ACE-remmer in plaats van een bètablokker.

Al na een maand loopt ze weer 5 kilometer. En ze voelt zich stukken beter.

Nienke Tipker herkent zich erin.

Hoe kunnen we dit probleem aanpakken?

Zoals Jeanette zijn er tienduizenden mensen die bètablokkers slikken. Hoge bloeddruk. Hartkloppingen. Angst. Stress. Migraine. Er zijn verschillende redenen voor artsen om een bètablokker voor te schrijven.

Maar als mensen dan stoppen met sporten omdat ze een bètablokker slikken, dan gaat er wat mis.

Aan de ene kant moedigen artsen meer lichaamsbeweging aan. Maar aan de andere kant schrijven ze bètablokkers voor die  sporten onmogelijk maken.

Een bevriende huisarts die ik het dilemma voorleg zegt dat hardlopen in het begin lastiger is, maar dat het met wat training vanzelf bijtrekt. Ze verwijst naar de website van de hartstichting waar dat te lezen is.

Volgens haar zijn ontspanningsoefeningen, een goed voedingsadvies en lichaamsbeweging  echter een beter medicijn, dan een bètablokker. Maar ze heeft slechts 10 minuten per patiënt en veel van haar patiënten krijgen liever een medicijn dan advies om allerlei oefeningen te doen en programma’s te volgen.

Als ik bij een arts op bezoek ga, bereid ik me altijd goed voor, maar als ik twee minuten in een behandelkamer zit heb ik toch al snel de rol van een ja-knikkende geïntimideerde brugpieper op zijn eerste schooldag op bezoek bij het schoolhoofd. Dus als een arts zegt dat medicijnen goed voor me zijn, neem ik dat meteen voor lief. Maar ik ben ook best bereid om anders te eten of oefeningen te doen, als dat helpt.

Een arts zit in een spagaat en de patiënt heeft er geen weet van.

Wat nu?

Dit is wel een leipe toestand. Iemand komt met stress gerelateerde klachten bij de dokter en zoekt hulp. Met ontspanning, voeding en sport is de klacht te verhelpen, maar een medicijn voorschrijven is praktischer. Dus krijgt iemand een medicijn mee naar huis, waardoor sporten niet meer lukt en de stress toeneemt.

Apotheker

Jolanda Hogenhuis is apotheker en hardloper en zij moedigt lopers aan om vooral te overleggen met een apotheker. De apotheker is medeverantwoordelijk voor de behandeling, dat is vastgelegd de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Dus als een arts een medicijn heeft voorgeschreven kan de apotheker samen met de patiënt kijken welke dosering en welk medicijn het beste werkt. Over het algemeen heeft een apotheker meer kennis van medicijnen

Conclusie: als hardlopen niet meer lukt sinds je een bètablokker slikt, is het de moeite waard om te zien je met een ander medicijn of een andere dosering je sportprestaties weer op kunt krikken. In goed overleg met je arts.

Hieronder nog een reactie van Peter Stokje, ter motivatie om te zoeken naar een medicijn dat bij je past.

Peter Stokje die ook veel tijd nam om een geschikte bètablokker te vinden.

‘In 1994 (24 jaar) kreeg ik als wielrenner te maken met hartritmestoornissen. Ben toen voor de dood weggehaald met kamerfibrilleren, rechter hartkamer vergroot. Maand in het ziekenhuis gelegen en er ging veel tijd in zitten om de juiste bètablokker te vinden. Het werd Solatolol; 2 x daags 160 mg. Een hoge dosering wat mijn hartslag en bloeddruk behoorlijk dempt.

Toch kan ik nog prima sporten, op iets minder niveau. Ik heb een mooie tijd staan op de halve marathon (1u35) en de hele marathon (3u42). Je kan dus sporten met een bètablokker, met de juiste wil en inzet.’

Maar voor de zekerheid:

Je kunt natuurlijk nooit op eigen houtje stoppen met medicijnen. Raadpleeg je arts of apotheker.

Over de auteur

Koen de Jong (1979) is oprichter van Sportrusten. Hij loopt hard, mediteert dagelijks en zit graag in een ijsbad.

Zijn nieuwste boek, Tem je brein, gaat over zijn favoriete onderwerp: voordelen van minder denken.

Koen schreef eerder de boeken Verademing (met Bram Bakker), De Hardlooprevolutie (met Stans van der Poel), Koud kunstje (met Wim Hof) en Tien dagen stil. Zijn werk is in meerdere landen vertaald.

Tussen 2014 en 2023 liep hij acht keer een marathon met het 14-kilometerschema. Zijn PR met dit schema is 2:42:41, maar stiekem is 'vogels kijken' zijn favoriete training.


Nieuwsbrief

Wil je wekelijks het nieuwste blog, aankondiging van webinars, meer interessante kost je mailbox? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief.

*  Website URL


101 reacties

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *